De Zuiderzeewerken naar Provincie Flevoland
Voorgeschiedenis
In 1918 nam de Tweede Kamer de Zuiderzeewet van Cornelis Lely aan. Volgens deze wet zou de Zuiderzee worden afgesloten door de aanleg van de Afsluitdijk. Het IJsselmeer dat hierdoor zou ontstaan zou deels worden ingepolderd.
Voornaamste doelstellingen van het Zuiderzeeproject waren het beschermen van de Nederlandse kusten tegen overstromingen en het winnen van grond voor de landbouw. De grote overstromingen in het gebied rond de Zuiderzee in 1916 en de voedselrellen in 1918 waren de aanleiding om de wet aan te nemen.
De aanleg van de Afsluitdijk en de IJsselmeerpolders inclusief wegen, viaducten en vaarten was de taak van de Dienst der Zuiderzeewerken, die viel onder het toenmalige ministerie van Waterstaat.
Het ontginnen en in cultuur brengen van de drooggevallen gronden werd overgelaten aan een andere dienst, de Directie van de Wieringermeer (voorloper van de Rijksdienst voor de IJsselmeerpolders).
PROEFPOLDER ANDIJK
Aanleg
In 1924 heeft de commissie Lovink een verslag uitgebracht met het voorstel een proefpolder aan te leggen. In deze polder konden, op kleine schaal, praktische ervaringen worden opgedaan met het in cultuur brengen van de gronden in de nieuw aan te leggen Wieringermeer. Deze gronden bevatten een hoog zoutgehalte omdat deze eeuwen door zeewater waren bedekt. Om die reden werd in 1926-1927 bij het dorp Andijk een 40 hectare grote Proefpolder aangelegd. Op 27 augustus 1927 is de proefpolder drooggevallen. De kosten van deze polder hebben ongeveer 1 miljoen gulden bedragen, een relatief hoog bedrag in vergelijking tot nog aan te leggen en veel grotere polders.
Onderzoek
De Directie van de Wieringermeer wilde weten hoe de grond in een drooggemalen polder zich ontwikkelde, en hoe de zoute gronden in cultuur gebracht konden worden. Na het droogvallen werd begonnen met de bouw van een boerderij en laboratoria voor landbouwkundig, bodemkundig en microbiologisch onderzoek. Hier bestudeerde men diverse aspecten die voor een optimale benutting van de grond van belang waren, zoals ontzilting, inklinking en opdroging. Ook werden proeven genomen voor de beste manier van grondbewerking en de keuze van geschikte gewassen.
Resultaten
In 1929 was de bodemstructuur van de proefpolder al dusdanig verbeterd dat vrijwel de gehele polder in cultuur gebracht kon worden. Met de ervaringen die zijn opgedaan in de proefpolder is de ontwikkeling van de Wieringermeer versneld. De drooggevallen gronden zijn eerder geschikt geworden voor de landbouw hetgeen de verkoopwaarde heeft verhoogd. Met de verkoopopbrengst van de gronden werden de kosten van de aanleg van de polders goedgemaakt.
Eigendom
De Directie van de Wieringermeer was de eerste eigenaar van de Proefpolder. Later heeft Domeinen deze overgenomen en verpacht aan een boer. Hierna werd de gemeente Andijk eigenaar van de grond. Veel Andijkers hadden hier een tuindersbedrijf. Thans is de Proefpolder ingericht voor diverse vormen van verblijfsrecreatie.
DE WIERINGERMEER
Geschiedenis
Het gebied was rond het jaar 1000 nog gewoon land, en had zelfs een grotere oppervlakte dan de huidige polder. Niet geheel duidelijk is of het behoorde bij de gouw Texla, of dat Wiron een afzonderlijke gouw was. Door de stormen van onder andere de 12e eeuw was het gebied onder water gelopen en onderdeel van de zee geworden. De stroomgeulen van het Ulkediep en Amsteldiep liepen door het gebied.
Droogmaking
Deze stroomgeulen werden in 1924 afgesloten met een dijk die het eiland Wieringen verbond met het vasteland.
Met de aanleg van de Wieringermeerpolder werd in 1927 begonnen. Bij het droogmaken werd gebruikgemaakt van gemaal Lely, een elektrisch gemaal, nabij Medemblik. De start van de bouwwerkzaamheden voor dit gemaal was in februari 1928. Ten zuiden van Den Oever op Wieringen werd gemaal Leemans gebouwd, een dieselgemaal met een tweetal pompen met een debiet van 250 kubieke meter per minuut. Gemaal Lely had drie pompen van elk 400 kubieke meter per minuut. Op 10 februari 1930 werden de pompen in gebruik gesteld.
Volgens het oorspronkelijke plan zou de polder pas worden aangelegd als de Afsluitdijk zou zijn voltooid. Maar omdat Nederland grote behoefte had aan landbouwgrond werd de aanleg versneld. De dijk moest nu in de Zuiderzee worden aangelegd, en moest daarom ook zwaarder worden uitgevoerd. De polder was feitelijk geen IJsselmeerpolder, maar een Zuiderzeepolder (de zogenaamde Noordwestpolder). Op 21 augustus 1930 viel de polder droog. Vanaf 1934 werd het nieuwe land in cultuur genomen.
De uitgifte van land gebeurde hierbij voor het eerst via de overheid. Deze wilde de problemen zoals ontstaan in de eerste jaren na de drooglegging van de Haarlemmermeer voorkomen (vooral particulier initiatief, waarbij veel armoede bestond en zelfs malaria uitbrak). De kavelgroottes voor nieuwe boeren werden door de machtige Directie Wieringermeer van de Dienst Zuiderzeewerken bepaald op 20 hectare en uitgegeven middels een pachtsysteem. Zo werd hier in hetzelfde jaar onder meer land gevonden voor het Joodse Werkdorp Nieuwesluis waarvan Abel Herzberg later directeur was.
De dorpen werden evenals de boerderijen plan economisch aangelegd. “Men legde eerst de kleinere plaatsen aan, waarbij de gedachte gold dat deze niet te groot mochten worden, omdat in grote dorpen de arbeiders te veel macht zouden kunnen krijgen en het daardoor broeinesten van opstandige activiteiten konden worden.” Voor het besturen van het gebied werd in januari 1938 het Openbaar Lichaam De Wieringermeer ingesteld.
Onder water
Op 17 april 1945 bliezen de Duitsers de dijk op 2 plaatsen op en liep de polder binnen 2 etmalen onder. Het motief daarvoor is nooit duidelijk geworden; afdwingen van een vrije aftocht van de Duitse troepen via de Afsluitdijk, voorkomen van luchtlandingen van de geallieerden in de polder om de westelijke oprit naar de Afsluitdijk te veroveren of vertraging van de opmars van de geallieerden? Er werden 400 boerderijen, 1000 woningen, 7 scholen, 2 kerken en vele pakhuizen / schuren verwoest en 150 woningen, 100 boerderijen en 2 kerken licht of zwaar beschadigd. 20.000 ha oogst, landbouwwerktuigen en huisraad ging verloren. Na herstel van de gaten in de dijk viel de polder op 11 december 1945 weer droog.
DE AFSLUITDIJK
De Afsluitdijk is de waterkering tussen Noord-Holland en Friesland, die het IJsselmeer afsluit van de Waddenzee. Hieraan ontleent de dam zijn naam. De Afsluitdijk is belangrijk om Nederland tegen overstromingen te beschermen. De Afsluitdijk is een onderdeel van de Zuiderzeewerken. In 1927 werd begonnen met de aanleg. In 1932 werd het laatste sluitgat, de Vlieter, gesloten. Een jaar later werd de dijk opengesteld voor het wegverkeer. Op de plaats waar de Afsluitdijk werd gedicht, werd een monument opgericht, het Vlietermonument. Aan beide kanten van de Afsluitdijk liggen sluizen voor de scheepvaart en spuisluizen. Tegen Noord-Holland zijn het de Stevinsluizen. Op Kornwerderzand, ruim 4 km van Friesland, liggen de Lorentzsluizen. De hele dijk is 32,5 km lang, het waterkerende deel ervan 30 km.
Over de Afsluitdijk loopt een verkeersweg die beide provincies met elkaar verbindt. Deze weg is onderdeel van de Rijksweg 7. De weg ligt niet op het hoogste punt van de dijk maar ten zuiden daarvan, waardoor de Waddenzee vanaf de weg niet zichtbaar is. Tussen de snelweg en het hoogste punt ligt een fietspad. Aangezien fietsers op een snelweg niet toegestaan zijn, moet het fietspad als een aparte weg worden beschouwd.
Het water achter de Afsluitdijk is niet meer in aanraking geweest met zout water dus is het een zoetwater plas.
Voorgeschiedenis
In 1886 richtten enkele notabelen de Zuiderzeevereniging op die moest onderzoeken of drooglegging haalbaar was. Ingenieur Cornelis Lely was een prominent lid en later voorzitter van deze vereniging. Hij ontwierp in 1891 het eerste plan voor de afsluiting en inpoldering van de Zuiderzee.
In 1913, Lely was inmiddels minister van waterstaat, werd inpoldering opgenomen in het regeringsprogramma. Dit ondanks protesten vanuit de visserij. Na de watersnood van 1916 en de hongersnood van 1918 waren de geesten rijp voor het megaproject. In dat laatste jaar ging het parlement akkoord.
Ontwerpfase
Bij het ontwerp en de aanleg van de Afsluitdijk moest met (voor hedendaagse begrippen) tamelijk eenvoudige middelen worden gewerkt. Sluizen en dijklichamen werden eerst op schaal gebouwd en getest. Desondanks, of juist wel daarom, is er wereldwijd nog steeds bewondering voor het vakmanschap waarmee het gedurfde project werd uitgevoerd. Het bevestigde de vooraanstaande positie van Nederland op het gebied van waterbouwwerken.
In het originele ontwerp dat Lely voor de Afsluitdijk maakte zou de Afsluitdijk niet bij Cornwerd, maar bij Piaam aansluiten op de Friese kust. Een staatscommissie onder leiding van Nobelprijswinnaar Lorentz berekende dat de getijslag (het verschil tussen eb en vloed) sterk zou toenemen als de dijk zou aansluiten bij Piaam. Toename van de getijslag zou de stroomsnelheden doen toenemen en de aanleg van de dijk bemoeilijken. Ook bleek de ondergrond op het geprojecteerde tracé van de Afsluitdijk niet ideaal voor de aanleg van een dam. De commissie Lorentz adviseerde daarom de Afsluitdijk iets noordelijker aan te leggen, waardoor de toename van de getijslag minder werd. Wie op de kaart kijkt ziet dat de Afsluitdijk in een knik aansluit op de Friese kust. Deze verandering in het tracé is aangebracht om de uitstroom van het IJsselmeer te vergemakkelijken. Het sluizencomplex van Kornwerderzand watert af op de schuine geul van de Middelgronden. Het leek de ingenieurs het beste om het sluizencomplex recht op de geul te plaatsen, zodat het water in een rechte lijn wegstroomt.
Aanleg Amsteldiepdijk en Afsluitdijk
In juni 1920 werd het eerste deel van het werk aanbesteed: de aanleg van de 2,5 kilometer lange Amsteldiepdijk of Korte Afsluitdijk van Noord-Holland naar het eiland Wieringen. Bij dat project werd nuttige ervaring opgedaan, die later van pas kwam bij de aanleg van de Afsluitdijk.
De aanleg van de eigenlijke Afsluitdijk begon in januari 1927. Er werd gewerkt vanuit vier locaties de beide oevers en de beide speciaal aangelegde werkeilanden Breezand en Kornwerderzand. Bij de aanleg van de 32 kilometer lange dijk werd voor het eerst keileem toegepast, dat taaier was gebleken dan zand of klei. Dit materiaal is in Noord-Nederland ruim voorhanden. Het werd hier afgezet tijdens de Saale-ijstijd en kon in de nabijheid van de aan te leggen dijk eenvoudig worden opgebaggerd. De dijk is gefundeerd op zinkstukken van gevlochten wilgentenen die werden afgezonken door er steenblokken op te deponeren.
Op 28 mei 1932, om 13:02 uur, werd de Vlieter, het laatste gat in de Afsluitdijk, gesloten. Vier maanden later, op 20 september 1932, werd de naam Zuiderzee officieel geschiedenis. Het binnendijkse deel heette voortaan IJsselmeer, het buitendijkse deel Waddenzee. Nadat de afrondende werkzaamheden waren voltooid, werd de Afsluitdijk op 25 september 1933 officieel opengesteld voor het verkeer. Victor de Blocq van Kuffeler, directeur-generaal der Zuiderzeewerken, verrichtte de openingshandeling.
Tweede Wereldoorlog
Aan het begin van de Tweede Wereldoorlog, tijdens de Duitse inval in mei 1940, vond de Slag om de Afsluitdijk plaats. Ondanks verwoede pogingen daartoe, slaagden de Duitsers er niet in de Nederlandse stelling bij Kornwerderzand in te nemen. Dat kwam mede door de kanonneerboot Johan Maurits van Nassau die vanaf de Doove Balg in de Waddenzee de Duitse batterij bij Kornwerderzand onder vuur nam. De Duitsers werden door de beschieting gedwongen hun artillerie terug te trekken. Het schip werd echter kort daarna door Duitse bommenwerpers bij Callantsoog tot zinken gebracht. Zeventien bemanningsleden verloren hierbij het leven.
In het Kazemattenmuseum bij Kornwerderzand is hier nog een monument voor onthuld.
Watersnood van 1953
Springtij en een noordwesterstorm veroorzaakten in 1953 grote overstromingen in zuidwestelijk Nederland, België en Engeland. De Afsluitdijk kreeg het zwaar te verduren, maar hield stand. Overstromingen rond het IJsselmeer bleven daardoor uit. Nadien werd wel gezegd dat de Afsluitdijk zich in één nacht had betaald.
DE NOORDOOSTPOLDER
De gemeente telt 47.774 inwoners (1 juli 2021, bron: CBS) op een landoppervlakte van 460,05 km², waarmee het qua landoppervlakte een van de grootste gemeenten van Nederland is. De grootste plaats van de gemeente is Emmeloord, waar ook het gemeentehuis staat.
De in 1942 drooggevallen polder behoort voor het overgrote deel bij de gelijknamige gemeente in de provincie Flevoland. Het voormalige eiland Urk (inclusief een later aangekocht aangrenzend deel van de polder) is opgenomen in de polder, maar maakt geen deel uit van de gemeente Noordoostpolder, het is een zelfstandige gemeente. Ook is een klein gedeelte van de polder bij het Friese Lemmer (gemeente De Friese Meren) gevoegd ten behoeve van de bouw van de woonwijk Lemstervaart.
Geschiedenis
Omdat de Wieringermeer in de Zuiderzee was aangelegd, nog voor de Afsluitdijk werd gesloten, was de Noordoostpolder strikt genomen de eerste IJsselmeerpolder. Aanvankelijk was het de bedoeling om eerst de Markerwaard aan te leggen, maar door de slechte economische omstandigheden van de jaren dertig werd, na aanvankelijk te hebben gesproken over het afbreken van verdere droogmakerij, besloten om naar de andere kant van het IJsselmeer te gaan. Daar zou het waarschijnlijk makkelijker zijn om aspirant-boeren te vinden. Het achterliggende gebied was immers veel groter. Bovendien was de Noordoostelijke Polder, wat toen nog een dossiernaam was, veel kleiner en dus ook goedkoper in aanleg.
Op 2 februari 1936 werd met de voorbereidende werkzaamheden begonnen, en in 1937 werd de aanleg van in totaal 31,5 kilometer dijk aanbesteed. Op 3 oktober 1939 werd de dijk tussen Lemmer en Urk gesloten. Urk was voortaan geen eiland meer. In december 1940 werd de dijk aan de zuidkant van de polder nabij Schokkerhaven gesloten, en kon het droogmalen beginnen. De polder viel officieel droog op 9 september 1942. Nu was ook Schokland niet langer een eiland; Schokland lag voortaan in de polder. Doordat de zeebodem tegen de Overijsselse kant sterk opliep, kon daar al in 1941 een eerste oogst (rogge) worden binnengehaald.
De kersverse polder werd al snel een toevluchtsoord voor onderduikers, omdat de arbeiders waren vrijgesteld van de Arbeitseinsatz. Van de afkorting NOP (voor de Noordoostpolder) werd in die tijd gezegd dat die ook stond voor “Nederlands Onderduikers Paradijs”. In totaal zouden er circa twintigduizend personen ondergedoken zijn geweest gedurende deze oorlogsjaren. In november 1944 werden bij een grote razzia ongeveer 1.800 pioniers en onderduikers opgepakt en via Vollenhove naar Meppel afgevoerd. De toenmalige landdrost Smeding heeft nog ongeveer de helft daarvan weten terug te halen, om zo de graanoogst nog te kunnen dorsen. Tot op de dag van vandaag zijn er nog zeker twee wegen in de polder terug te vinden die aan de onderduikers herinneren: de Onderduikersweg en het Onderduikerspad in Espel/Creil.
Reeds in de Tweede Wereldoorlog werd begonnen met de bouw van boerderijen, in eerste instantie dezelfde typen als in de Wieringermeer. Deze staan voornamelijk aan de oostkant van de polder, meestal aan het begin van een weg. Omdat ze gebruikt werden om de polder in cultuur te brengen, heten deze boerderijen Cultuurboerderijen. Na de Tweede Wereldoorlog waren stenen en metselaars nog schaars; men maakte toen voor het eerst gebruik van prefab betonelementen van schokbeton, waarvoor een fabriek in Kampen werd gebouwd.
In 1947 begon de uitgifte van grond. De nieuwe boeren werden zeer streng geselecteerd (zie het boek 'Het Nieuwe Land' van Eva Vriend). Ze kwamen voornamelijk uit Friesland, Noord-Holland, en Zeeland (onder andere uit Walcheren dat in oktober 1944 door de geallieerden onder water was gezet). Na de watersnood van 1953 kwamen er nog veel boeren van Schouwen-Duiveland, Tholen en Zuid-Beveland over.
Bij de inrichting van de polder ging men uit van één centrale plaats (Emmeloord), en stervormige verbindingswegen naar tien kleinere dorpen. Deze vorm van inrichting is gedeeltelijk gebaseerd op de centrale-plaatsentheorie van de Duitse econoom en geograaf Christaller die deze in 1933 beschreef. Bij het ontwerp van de Noordoostpolder ging men nog uit van kernen op fietsafstand, maar de opkomst van eerst de bromfiets en later de auto maakte deze planning tijdens de uitvoering al achterhaald. In Oostelijk Flevoland, drooggevallen in 1957, kon men daarom van een indeling op grotere schaal (kernen op auto-afstand) uitgaan, waardoor een aantal geplande dorpen kon worden geschrapt.
Tegenwoordig zijn de (snelweg) A6 tussen Lelystad en Joure en de (autoweg) N50 tussen Emmeloord en Kampen de voornaamste verbindingswegen.
Voor de nieuwe polder waren verschillende namen in omloop; zo werd in 1944 de naam Urkerland officieel vastgelegd, net als de namen van de dorpen. In de oorlogstijd werden overigens ook wel Schokkerwaard, Urkerwaard en Nieuw Schokland genoemd als alternatieve naam voor de polder. In 1948 werd Noordoostpolder de officiële naam. Vanaf de instelling van de gemeente Noordoostpolder in 1962 tot de vorming van de provincie Flevoland in 1986, hoorde de polder bij de provincie Overijssel. Voor die tijd viel het gebied bestuurlijk onder het Rijk.
Op 1 november 2008 kreeg de Noordoostpolder er een dorp bij en het had daarmee het nieuwste dorp van Nederland: Schokland. Het voormalige eiland scheidt zich daarmee af van de kernen Ens en Nagele. Een nieuw ijkpunt in de geschiedenis van het voormalige eiland dat bijna in zee was verdwenen. Schokland bestaat uit niet meer dan vier huishoudens, een museum, een restaurant en de woning van de lichtwachter.
Op 1 januari 2019 werd de gemeente Urk aan de noord- en zuidkant uitgebreid met delen van de gemeente Noordoostpolder om het uitbreiden van het Urkerbos ten noorden en de aanleg van een bedrijventerrein ten zuiden van de plaats mogelijk te maken.
Plaatsen en dorpen in de gemeente
De gemeente Noordoostpolder heeft twaalf plaatsen, waarvan Emmeloord verreweg de grootste is en Schokland veruit de kleinste. In de jaren ’80 hadden zeven nieuw gestichte dorpen nog niet de helft van het geprojecteerde inwonertal bereikt, maar anno 2017 zijn ook deze alle aanzienlijk gegroeid.
Na Emmeloord en Marknesse zijn nu ook de kernen Ens, Tollebeek en Luttelgeest de oorspronkelijke streefnorm gepasseerd; Nagele zit er dicht tegenaan. Vooral opvallend was de groei van Tollebeek, een van de twee jongste kernen, tussen Urk en Emmeloord gelegen. Nadien lijkt deze sterke groei tot stilstand gekomen. Per 1 januari 2020 telde het dorp 2.460 inwoners.
OOSTELIJK FLEVOLAND
Het Werkeiland Lelystad was het eerste bewoonde deel van het nog niet ingepolderde Oostelijk Flevoland. Het vroegere eiland maakt nu deel uit van de wijk Lelystad-Haven en is te herkennen vanwege de hogere ligging ten opzichte van de rest van Lelystad.
Geschiedenis
Bij de inpoldering van Oostelijk Flevoland werd in 1950 gestart vanuit een zogenaamd werkeiland. Dit eiland, dat midden in het IJsselmeer lag, vormde het beginpunt van de dijkaanleg rondom de nieuwe polder. Op dit punt werd een haven gecreëerd en werden barakken gebouwd voor de dijk- en polderwerkers. Aanvankelijk waren dit houten barakken (het Houten Kamp), die vanaf 1951 als huisvesting dienden voor de nieuwe bewoners. Na de watersnood in 1953 lag het werk ½ jaar stil omdat materiaal en werkers nodig waren voor dijkherstel in Zeeland.
Rond het jaar 1956 toen de dijken gesloten waren en het gemaal de Wortman in bedrijf was waardoor de polder droogviel zijn er onder meer voor medewerkers van de Dienst zuidelijke IJsselmeer polders langs de Knardijk, de dijk tussen het werkkamp, en bouwput voor het gemaal de Wortman, en Harderwijk Zweedse barakken neergezet die eerst in Zeeland gestaan hebben en daar dienst gedaan hadden als tijdelijke woningen voor slachtoffers van de watersnoodramp in Zeeland. De stenen woningen in het kamp werden de woningen voor het personeel van onder meer het gemaal, maar ook voor de politieagent, de sluiswachter en andere uniformdragers. In die tijd hadden de straten op het werkeiland geen namen en de doorlopende weg van het eiland tot en met de Knardijk waar dus de barakken gebouwd waren was een nogal lange straat. Bewoners namen op enig moment zelf het initiatief om namen aan de straten te geven, zo is deze straat de Lange Jammer gedoopt. De stenen huizen werden Petwijk genoemd vanwege de uniform dragende bewoners.
In de jaren 1952 en 1953 werden de houten barakken vervangen door woningen van steen (het Stenen Kamp) – naar ontwerp van J.S.O. Meffert. Dit is het oudste wooncomplex van Lelystad. De woningen werden in 2007 gerenoveerd en geschikt gemaakt voor permanente bewoning. Het complex is erkend als gemeentelijk monument. De vroegere kantine van het complex heeft een nieuwe horecabestemming bij museum Batavialand gekregen en een hotel met de naam “De Lange Jammer”, als verwijzing naar de periode van de inpoldering, staat er nog.
In de hoogtijdagen van de ontginning en inrichting van de 3 polders in Flevoland was de Rijksdienst voor de IJsselmeerpolders (RIJP) het grootste boerenbedrijf in Europa met 6.000 werknemers.
De Knardijk
De Knardijk is een binnendijk die als landscheiding de grens vormt tussen Oostelijk en Zuidelijk Flevoland. Hij is oorspronkelijk aangelegd als de zuidelijke buitendijk van de droog te leggen polder Oostelijk Flevoland, die de eerste fase (1957) vormde in de aanleg van de grotere polder Flevoland.
Doordat Zuidelijk Flevoland aanzienlijk later werd voltooid (1968), bleef de Knardijk nog lange tijd een volwaardige buitendijk, die de scheiding vormde tussen het nieuwe land en het buitenwater in het zuidelijke compartiment van het IJsselmeer. Langs een groot deel van de Knardijk lopen de Lage en Hoge Knartocht aan de noordzijde, en de Ooievaarstocht aan de zuidzijde.
De Knardijk dankt zijn naam aan de vroegere ondiepte de Knar in de Zuiderzee. De Knardijk is 18 kilometer lang en in eigendom van waterschap Zuiderzeeland. De dijk is tevens een ecologische verbindingszone. Het zuidelijke uiteinde van de Knardijk, vanaf de rotonde Ganzendijk/Knardijk tot aan de Biezenburcht, loopt langs het Wolderwijd en heeft nog steeds een waterkerende functie. Wanneer dit deel wordt meegerekend is de Knardijk 23 km Lang.
Functies
De twee hoofdvaarten in de Flevopolder, de Lage en de Hoge Vaart, worden in de Knardijk onderbroken door sluizen, de Lage Knarsluis en de Hoge Knarsluis. Behalve dat zij de historische scheiding tussen Oostelijk en Zuidelijk Flevoland vormt, brengt de Knardijk ook een waterstaatkundige compartimentering van de Flevopolder tot stand. De dijk voorkomt dat bij een dijkdoorbraak de hele Flevopolder onder water loopt. Door het sluiten van de beide sluizen wordt een mogelijke inundatie tot de helft van de Flevopolder beperkt.
Oostelijk Flevoland is de derde droogmakerij (of polder) die is aangelegd in het kader van de Zuiderzeewerken, en is nu onderdeel van de Nederlandse provincie Flevoland. Oostelijk Flevoland wordt omgeven door: het Ketelmeer, het Vossemeer, het Drontermeer, het Veluwemeer (de Randmeren), de Knardijk en het IJsselmeer. Op 1 januari 2007 had Oostelijk Flevoland 110.270 inwoners. De polder is aangelegd tussen 1950 en 1957 en heeft een grootte van 540 km². De ontwikkeling van dit gebied gebeurde door de Rijksdienst voor de IJsselmeerpolders (RIJP).
Lelystad is de grootste plaats in deze polder. Daarnaast liggen er nog Biddinghuizen, Dronten en Swifterbant. De belangrijkste weg door de polder is de A6, die Amsterdam via Lelystad met Emmeloord verbindt. Sinds 1988 is Lelystad per spoor via de Flevolijn vanaf Almere te bereiken. Sinds 2012 is ook de Hanzelijn naar Zwolle in gebruik. Een klein deel van deze polder behoort tot de gemeente Zeewolde, die verder geheel in Zuidelijk Flevoland ligt: het gehucht Harderhaven, bestaande uit een klein haventje met een paar huizen. De Hardersluizen bij Harderhaven zijn als vaarverbinding in de oude dijk inmiddels vervangen door een aquaduct bij Harderwijk.
Namen van plaatsen en wegen zijn vaak afgeleid van plaatsen op het oude land, zoals dat ook elders in Flevoland het geval is: Dronten (polder Dronthen bij Kampen), of de Bijsselseweg in Biddinghuizen (Hoge Bijssel of de buurtschap Lage Bijssel in de gemeente Elburg).
Het Bovenwater
Aan de rand van Lelystad-Haven ligt het Bovenwater; een oorspronkelijk droog gebied. Door het aanleggen van een dijk eromheen ontstond deze recreatieplas lang de Knardijk en het Markermeer. De waterstand in het Bovenwater is daardoor 1,80 meter hoger dan aan de andere kant van de Knardijk in de Oostvaarderplassen.
ZUIDELIJK FLEVOLAND
Zuidelijk Flevoland is de vierde en vooralsnog laatste droogmakerij (polder) die is aangelegd in het kader van de Zuiderzeewerken. Het is sinds 1986 onderdeel van de Nederlandse provincie Flevoland.
Geschiedenis
De polder is aangelegd tussen 1959 en 1968 en heeft een grootte van 430 km². Op 1 januari 2007 had de polder 200.808 inwoners.
Zuidelijk Flevoland is aan drie zijden omgeven door water. Aan de noordwestzijde ligt het Markermeer, aan de oost- en zuidkant wordt het van het oude land gescheiden door Randmeren: van rechts naar links het Wolderwijd, het Nulder- en Nijkerkernauw, het Eemmeer, het Gooimeer en het IJmeer. Aan de noordoostkant wordt het begrensd door de Knardijk. Almere is de grootste plaats in de polder. Daarnaast is er nog de plaats Zeewolde.
De belangrijkste wegen door de polder zijn de A6, die Amsterdam via Almere en Lelystad met Emmeloord verbindt en de A27 die Almere via Hilversum met Utrecht verbindt. Sinds 1987 is Almere via de Flevolijn vanaf Amsterdam te bereiken. In 1988 werd de spoorlijn verlengd naar Lelystad en in 2012 tot Zwolle (Hanzelijn).
Natuur
Tussen de spoorlijn en de dijk langs het Markermeer bevindt zich een groot natuurgebied, de Oostvaardersplassen; de oorspronkelijke bestemming was een industrieterrein.
Recreatie
Bij Zeewolde ligt sinds 1980 het vakantiepark De Eemhof van Center Parcs. In het zuiden, in het Hulkesteinse Bos en bij het Nijkerkernauw, ligt naturistenpark Flevo-Natuur, met recreatiewoningen, een camping, en de mogelijkheid van dagrecreatie.
Het Weerwater
Het weerwater bij Almere, aan de rand waaraan nu de Floriade ontwikkeld wordt, was vroeger land.
De Houtribdijk
Houribdijk, Markerwaarddijk of Enkhuizerdijk: Hoe heet die dijk?
De bouw van de dijk begon in 1963, de dijk is 26 km lang en is aangelegd voor inpoldering van het laatste en zuidwestelijke gedeelte van het IJsselmeer de Markerwaard. In 1975 plaatste prins Claus de sluitsteen en later werd duidelijk was dit het laatste deel van de Zuiderzeewerken. Officieel heet de dijk Houtribdijk. De Houtrib was een vaargeul tussen de ondiepe gedeelten in de Zuiderzee van Enkhuizen naar Urk. De gemeente Lelystad noemt het gedeelte binnen de gemeentegrens de Markerwaarddijk en de gemeente Enkhuizen hun deel de Sluisweg. Halverwege de dijk ligt Trintelhaven, het voormalige werkeiland dat werd aangelegd om de dijk te bouwen.
De dijk is een deel van de N307; de provinciale weg van Hoorn, via Lelystad naar Kampen. Deze N307 gaat door 3 provincies en verbindt 3 autosnelwegen A7 bij Hoorn, A6 bij Lelystad en de N50 (wordt A50) bij Kampen. Met aan beide zijden water is het eigenlijk geen dijk maar een dam.
Bronnen: Wikipedia, Genootschap Flevo, Flevolands Geheugen en Batavialand.
Piet Groen feb. 2022